-
1 be at the beck and call of
afhankelijk zijn van- -
2 be dependent on
afhankelijk zijn van -
3 eat one's salt
afhankelijk zijn van- -
4 tied to the apron strings of
afhankelijk zijn van -
5 depend on
afhankelijk zijn van-depend on, depend upon2 vertrouwen op ⇒ bouwen op, zich verlaten op♦voorbeelden:2 you can depend (up)on it! • reken daar maar op! -
6 be contingent on
afhankelijk zijn van-,voorwaardelijk aan- -
7 be in a person's favor
afhankelijk zijn van iemands gunsten -
8 hang on a person's sleeve
afhankelijk zijn van iemand -
9 lean
adj. mager, schraal; karig, armzalig--------n. mager (vlees); neiging--------v. leunen; overhellen; zetten; steunen; aanleunen; ombuigen; buigen, verbuigenlean1[ lie:n] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉1 schuinte ⇒ schuine/scheve stand, (over)helling♦voorbeelden:————————lean2〈bijvoeglijk naamwoord; leanness〉2 karig ⇒ arm(zalig), weinig opleverend♦voorbeelden:lean years • magere jaren————————lean31 leunen ⇒ steunen, steun zoeken♦voorbeelden:lean over to someone • zich naar iemand overbuigen¶ 〈 figuurlijk〉 lean over backwards • zich in (de gekste) bochten wringen, alle mogelijke moeite doenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
10 depend
v. afhankelijk zijn van; vertrouwen op, afhangen van[ dippend]1 afhangen♦voorbeelden:→ depend upon depend upon/ -
11 bank on
bouwen op, afhankelijk zijn van, rekenen opbank onvertrouwen/rekenen op -
12 lean (up)on
lean (up)on -
13 over-dependency on others
het te afhankelijk zijn van anderen -
14 hang
n. (op)hangen--------v. ophangen; afhankelijk zijn; (in computers) blijft steken; ophouden te werkenhang1[ hæng] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————hang21 hangen4 aanhangen ⇒ zich vastklemmen, vast (blijven) zitten5 afhellen7 onbeslist/onzeker zijn♦voorbeelden:don't hang about/(a)round me • hang niet zo om me heenhang on someone's lips • aan iemands lippen hangenshe hung on(to) his every word • zij was één en al oorhang onto something • proberen te (be)houdenhang over one's head • iemand boven het hoofd hangen〈 informeel〉 hang! • verdomme!→ hang about hang about/, hang around hang around/, hang back hang back/, hang on hang on/, hang out hang out/, hang round hang round/, hang together hang together/, hang up hang up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:hang someone for murder • iemand wegens moord ophangenhe hanged himself • hij verhing zich3 hang one's head (in shame/guilt) • het hoofd (schuldbewust/vol schaamte) laten hangen〈 informeel〉 hang it (all)! • naar de hel ermee!〈 informeel〉 well, I'm hanged! • wel, verdomme!hang something on someone • iemand de schuld van iets geven -
15 overdependent
adj. te afhankelijk van; te afhankelijk zijn -
16 rather
adv. vrij, tamelijk, nogal; liever, eerder[ ra:ðə, 〈in betekenis 0.6〉 ra:ðə:]2 juister (uitgedrukt) ⇒ liever/beter gezegd3 enigszins ⇒ tamelijk, nogal, wel4 meer ⇒ sterker, in hogere mate♦voorbeelden:2 she's my wife, or rather she was my wife • zij is mijn vrouw, of liever ze was mijn vrouwa rather shocking experience, rather a shocking experience • een nogal schokkende ervaringbe rather surprised • een beetje verbaasd zijn4 she depends rather on her husband's than on her own income • ze is meer van haar mans inkomen afhankelijk dan van het hare5 It's not raining. Rather, it's a sunny day • Het regent niet. Integendeel, het is een zonnige dag6 ‘Would you like a drink?’ ‘Rather!’ • ‘Een borrel?’ ‘Nou en of!’, ‘Dat sla ik niet af!’ -
17 Winsock
n. Winsock aansluiting, een verbinding die de aansluiting op het Internet mogelijk maakt in de Windows omgeving zonder afhankelijk te zijn van bepaalde apparatuur -
18 juvenile diabetes
juveniele diabetes, jeugdsuikerziekte (ernstige suikerziekte die in jeugd begint en waarbij de lijder zijn verdere leven afhankelijk is van insuline injekties) -
19 metabiosis
n. metabiosis (in biologie-ecologische contactvorm waarbij het ene organisme afhankelijk is van het andere voor zijn bestaan) -
20 metabiotically
adv. Metabioticaal (bij biologie - een soort ecologische band waarbij het éne organisme afhankelijk is van ander organisme voor zijn bestaan)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Kingdom of the Netherlands — For the country called Netherlands within the Kingdom, see Netherlands. Kingdom of the Netherlands Koninkrijk der Nederlanden (Dutch) Keninkryk fan de Nederlannen (West Frisian) … Wikipedia